Implantologie
Behandelingen > Implantologie
Wat is een implantaat?
Een implantaat is een titanium schroef die in het kaakbot wordt aangebracht. De lengte van een implantaat varieert meestal van 8 tot 14 mm en heeft een ronde cilindervorm van ongeveer 4 mm doorsnede. U kunt het vergelijken met de wortel van een tand.
In het algemeen implanteert de kaakchirurg en controleert hij het vastgroeien van het implantaat. De daaropvolgende behandeling (het maken van een kunstgebit of kroon) gebeurt meestal bij een tandarts. De kaakchirurg en deze tandarts werken in nauw overleg met elkaar.
Overleg
Alvorens er bij u kan worden overgegaan tot implantatie moeten er verschillende zaken geregeld worden, zoals het behandelplan. Het aantal en de exacte plaats van de implantaten worden daarin vastgelegd. Er vindt terugkoppeling plaats naar de tandarts, die in principe de opbouw, het nieuwe kunstgebit of kroon of brug op de implantaten maakt. U krijgt een offerte met daarin de kosten voor de implantaatbehandeling. Pas als u en ons alles duidelijk is, wordt overgegaan tot implantatie.
Voorbereiding
Uw algemene gezondheid wordt eerst besproken. Het kan zijn dat door een bepaalde aandoening of door het gebruik van bepaalde medicamenten, implantologie niet een verstandige behandeloptie is of zelfs niet mogelijk is. Bij mensen die roken en/of tandvleesproblemen hebben zijn we ook terughoudend met implantologie. Bij hen is de kans op succes van de behandeling kleiner. Met behulp van röntgenfoto’s wordt zo goed mogelijk de kwaliteit en vorm van het kaakbot beoordeeld.
Het bot moet breed, en hoog genoeg zijn om er implantaten in te kunnen plaatsen. In de bovenkaak moet ook de vorm van de bijholtes bekeken worden. Voor deze en andere zaken is het soms nodig om een drie-dimensionale scan (Cone-beam CT) van de kaak te maken. Soms kan pas tijdens de operatie blijken dat het bot toch minder geschikt is om te implanteren. In die gevallen lukt het vaak om met extra ingrepen, zoals bijvoorbeeld een bot- of tandvleestransplantatie, het bot alsnog geschikt te maken.
In de bovenkaak kan het voorkomen dat de kaakwal te laag is vanwege de nabijheid van de neusbijholte. In zo’n geval moet bot worden aangebracht in de neusbijholte: een sinuslift.
Vanaf de zijkant wordt een luikje naar de neusbijholte gemaakt en het slijmvlies op de bodem van de bijholte wordt voorzichtig omhoog geduwd. Onder dit slijmvlies wordt bot aangebracht. Dit kan kunstbot zijn, uw eigen bot of een mengsel van beide. Deze behandeling vindt meestal plaats met lokale verdoving en kan in veel gevallen in dezelfde zitting plaatsvinden als het plaatsen van het implantaat. Soms is de sinuslift ook een opzichzelfstaande ingreep. Na de behandeling moet het bot dan ingroeien; na 4-6 maanden kunnen de implantaten worden geplaatst.
![](https://mkanijsmellinghe.nl/wp-content/uploads/2024/07/13_sinuslift-619x1024.webp)
![](https://mkanijsmellinghe.nl/wp-content/uploads/2024/07/7.-Botaugmentatie-met-ramusblok-1024x959.webp)
Botopbouw
Ook kan het voorkomen dat de kaakwal niet breed genoeg is voor het plaatsen van implantaten. In zo’n geval moet de kaak worden verbreed. Voor beperkte verbredingen is het gebruik van kunstbot vaak voldoende. Bij grote verbredingen is het beste materiaal eigen bot. Uit de buitenkant van de kaakhoek kan eenvoudig een botblokje worden gehaald dat wordt getransplanteerd naar de plek waar het implantaat moet komen (zie afbeelding). Soms kan dit gecombineerd worden met het verwijderen van een eventueel aanwezige verstandskies in de onderkaak. Indien een grotere hoeveelheid bot nodig is, kan dit van een andere plek in het lichaam, zoals de bekkenkam of schedeldak, worden gehaald. In deze gevallen vindt behandeling plaats in narcose. Ongeveer 4-6 maanden na de botopbouw kunnen de implantaten worden geplaatst.
Afhankelijk van de eisen van onze patiënten, plaats en anatomie van het bot, kunnen implantaten direct of na 2 tot 6 maanden worden belast.
Implantaten worden meestal aangebracht onder plaatselijke verdoving. Dat betekent dat u een verdovingsprik krijgt, net als bij de tandarts. Er wordt een sneetje gemaakt en het tandvlees wordt opzij geschoven zodat het kaakbot bloot komt te liggen. Dat doet geen pijn.
U voelt dat er op de kaak wordt gedrukt. In het kaakbot wordt stapsgewijs volgens een boorprotocol voorzichtig een gaatje geboord, waarin het implantaat nauwkeurig geplaatst kan worden. Daarna wordt het tandvlees gehecht. Indien hechtingen worden gebruikt die verwijderd moeten worden, ontvangt u hiervoor een afspraak. U krijgt een recept voor een spoelmiddel, een pijnstiller en soms een antibioticum, waarna u naar huis kunt gaan. Deze behandeling duurt ongeveer ½ tot 1 uur, afhankelijk van het aantal implantaten.
Zeker de eerste 2 weken mag er geen kracht op de implantaten worden uitgeoefend, dus u mag een prothese die over de implantaten valt (van het geïmplanteerde kaakdeel) niet dragen. Na 2 weken komt u weer voor controle en wordt het gebit uitgeslepen en voorzien van een zachte binnenlaag, zodat het niet op de implantaten kan drukken. U kunt het gebit weer voorzichtig dragen. Wanneer een enkel implantaat op de positie van een voortand wordt geplaatst zal de partiele prothese, het plaatje, wel meteen worden aangepast.
De eerste 2 tot 3 weken moet u zachte voeding gebruiken waarvoor u niet hoeft te kauwen. De totale duur van de ingroeifase is 6 weken tot 6 maanden afhankelijk van de verschillende omstandigheden. Sommige implantaten steken direct na het implanteren al iets door het tandvlees. Andere liggen geheel “verstopt” onder het tandvlees om vast te groeien. Deze moeten aan het eind van de ingroeiperiode blootgelegd worden door een gaatje in het mondslijmvlies te maken (onder plaatselijke verdoving).
Hiervoor zijn meestal 2 maar in uitzonderlijke gevallen 4 implantaten nodig. Deze worden geplaatst in het gebied waar zich ooit de hoektanden bevonden, dus voor in de mond. Twee maanden na het plaatsen kan de nieuwe prothese gemaakt worden. Dat gebeurt door uw tandarts. Hij maakt ook een soort hekje (steg) van metaal, dat vastzit aan alle implantaten en boven het tandvlees uitsteekt.
In de nieuwe prothese zit aan de onderkant een holte. Deze holte valt over het hekje heen. U ziet het hekje dan niet meer. In die holte zit een aantal klemmetjes, die vastklemmen op het hekje. Het gebit blijft dus uitneembaar (voor reiniging). Het hekje zit vast, maar kan wel door de tandarts worden losgeschroefd.
In andere gevallen wordt er op de implantaten niet een hekje gemaakt, maar op ieder afzonderlijk implantaat een drukknopje.
De procedure is voor het grootste deel vergelijkbaar met die van een onderprothese. De ingroeiperiode is meestal wat langer. Doorgaans zijn in de bovenkaak meer implantaten nodig (4 of meer). De beperkte hoeveelheid bot in de bovenkaak en de neusbijholten maakt implanteren vaak lastig. Wanneer implantaten in de bovenkaak nodig zijn, zal daarom vaak extra bot aangebracht moeten worden. Dat kan bot elders uit de kaak of het lichaam (bijvoorbeeld heup of schedeldak) zijn. Soms wordt een botvervangend materiaal gebruikt.
![](https://mkanijsmellinghe.nl/wp-content/uploads/2024/07/8.-Implantaten-edentate-kaak-793x1024.webp)
Hierbij moeten er 1 of meer tanden, in een kaak met nog gedeeltelijk eigen tanden en kiezen, vervangen worden. Nadat een echte tand of kies verloren is gegaan moet er een paar maanden gewacht worden alvorens tot een implantatie kan worden overgegaan. De verloren tand of kies kan aanvankelijk worden vervangen door een ‘plaatje’ of etsbrug. Dit doet de tandarts. Ook de uiteindelijke kroon of brug wordt door de tandarts gemaakt. De kroon of brug wordt direct aan het implantaat bevestigd.
Tegenwoordig wordt met name voor in de mond, direct na het verwijderen van een tand/wortel een implantaat geplaatst. Ook kan ervoor gekozen worden om hier direct een tijdelijke kroon op te laten maken door 1 van de tandartsen die op de afdeling MKA werkt. De kaakchirurg kan na een oriënterend consult een redelijke inschatting maken of dit mogelijk is. De uiteindelijke kroon kan door de eigen tandarts worden gemaakt.
Door de kaakchirurg wordt op zijn vroegst na 2 maanden gecontroleerd of de implantaten goed vastzitten en er zich geen ontstekingen voordoen. Als dat in orde is, kunt u een afspraak maken bij de tandarts. De tandarts maakt op de implantaten drukknopjes of een hekwerkje, waarover het nieuwe gebit komt. In andere gevallen maakt hij een kroon of brug. Daarna kunt u echt profiteren van de implantaatconstructie.
Net als eigen tanden en kiezen hebben implantaten een goede en nauwkeurige verzorging nodig. Een ontsteking van het tandvlees rond de implantaten is ongezond en kan leiden tot verlies van het implantaat. Van u wordt verwacht dat u minstens 3 keer per dag uw implantaten poetst. De manier waarop dat het beste kan, kunt u leren van de mondhygiëniste, die in dienst is bij de kaakchirurg of tandarts. Ook controleert zij regelmatig of er ondanks uw inzet toch geen ontstekingen ontstaan. Soms om de 3 maanden, soms per half jaar.
In specifieke gevallen worden de implantaten vanuit de basiszorg vergoed. Meestal is dat het geval als u minstens één jaar tandeloos bent en er sprake is van een ernstig geslonken kaakwal.
Hiervoor is goedkeuring van uw verzekeraar vereist. De kaakchirurg vraagt dit voor u aan.
In alle andere gevallen zult u de behandeling zelf moeten betalen tenzij u aanvullend verzekerd bent voor tandheelkundige zorg. Dan kan (een deel van) de kosten wel vergoed worden door uw ziektekostenverzekering. U krijgt een prijsopgave van de kaakchirurg. Daarbij zijn de kosten van de nieuwe prothese, kronen en bruggen nog niet meegerekend. Daarvoor moet u bij de tandarts een offerte opvragen.